Met de vragen die ik een week eerder opstuurde, om enige richting te geven aan ons gesprek, was Ruud Lapré bijzonder ingenomen. Dit waren bij uitstek de thema’s waarop hijzelf – zo gaf hij aan - regelmatig reflecteert. Om het mij wat gemakkelijker te maken en oppervlakkige antwoorden op vragen te voorkomen, stelde Ruud zijn antwoorden deels op schrift. “Ik ben nu eenmaal meer een schrijver dan een prater”, zo verontschuldigde hij zich.
Hoe kijk je terug op je vroegere werk? Was het alleen druk, druk, druk? Wat heb je ervoor moeten inleveren?
Terugkijkend ontdekte ik, dat ik het in mijn hele leven feitelijk altijd erg druk heb gehad. Ik was bijna 9 jaar toen we uit Indonesië vertrokken en ik zat tussen mijn lagere school tot en met de eerste klas van het VWO op 7 verschillende scholen, in Batavia / Jakarta (3), Den Haag en Eindhoven (3). Dat gaf uiteraard veel oriëntatiewisselingen, gedoe en drukte. Op de middelbare school, vanaf een jaar of 12, heb ik er altijd dingen naast gedaan, wat zeker ten koste van mijn schoolwerk is gegaan. Ik kon goed mee, maar ging niet voor hoge cijfers. Werd daar thuis ook niet voor opgejut. Ook heb ik altijd veel gesport, langdurig competitietennis en toernooien gedaan. Eigenlijk is dat combineren van activiteiten er mijn hele leven geweest. Ook in mijn studententijd en in het latere beroepswerk. Maar ik heb dat, op twee uitzondering na, eigenlijk nooit als eendruk gevoeld. De dingen die je deed, wilde je natuurlijk wel goed doen, maar ik heb nooit de behoefte gevoeld om het beste jongetje van de klas te willen zijn. Had juist een hekel aan dat soort types. Ik was wel serieus, maar stond tegelijkertijd heel laconiek in het leven. Zoiets van: je kunt je leven toch niet plannen. Zie maar wat er gebeurt en handel daarnaar. Daar is eigenlijk niet veel aan veranderd.
Wat waren die twee uitzonderingen?
Twee keer in mijn leven heb ik spanningsvolle, negatieve druk gevoeld. De eerste keer toen er in een periode een heleboel tegelijk op mij af kwam, nu zo’n 30 jaar geleden. Een toen voor mij onvoorziene en ongewenste vechtscheiding, een extreem drukke job als partner-directeur bij KPMG, de kankerkwaal Hodgkin die mij overkwam, mijn hoogleraarsfunctie en tegelijkertijd enkele toezichthoudende functies. De tweede keer was van andere orde en speelde recenter, in 2011. De NVZD zocht na wijziging van de bestuurlijke structuur een externe voorzitter. Ik werd daarvoor gevraagd en was voor anderhalve dag per week beschikbaar. Er was een vergoeding mogelijk die toen overeenkwam met schaal 80. Er speelden drie heikele punten die in de publiciteit hun weerklank vonden: 1) het normbesef van bestuurders in de zorg 2) de salarisdiscussie 3) de accreditatie. Waarom dit voor mij zo belastend was? Ik voelde mij verantwoordelijk voor deze kwesties. De directies van instellingen hadden er veel last van. Het waren mensen waarvan ik er velen had opgeleid. Eerst als student Beleid en Management van zorg en later met Pauline Meurs en Wilma van der Scheer in o.a. de Masterclass en de Topclass. De NVZD ontworstelde zich in die tijd aan een kritieke fase. Er waren rechtszaken met draaiende camera’s, Geen Stijl / POW-nieuws met een fake interview met mij en haatberichten. Er werd een heel negatief beeld van de bestuurders in de zorg gegeven. En dan die dreigberichten die ik als hun voorman kreeg: “bom onder de auto”, “knuppel in de nek” en ga zo maar door. Hoe vervelend ik het ook vond: we hadden geen PR-bureau en ik wilde niet duiken. Het hoorde bij de job en ik was er op het hoogtepunt van de discussies over het Wetsontwerp WNT wel 24/7 mee bezig. Ik heb veel van die twee nare periodes geleerd en ik voel me gelukkig dat ik het nu op mijn 83ste kan navertellen. De les die ik leerde was: “Scherp aan de wind zeilen is oké, maar zorg er wel beter voor, dat je bij het wenden de giek niet tegen je kop aan krijgt.”
Hebben die opgedane ervaringen je visie veranderd? Wat heb je ervan geleerd?
Zeker hebben die ervaringen invloed gehad op hoe ik in het leven ben gaan staan. Vooral de periode van ziekte heeft mij veranderd; tot verdieping geleid. Daarvoor was ik met al mijn werk vooral bezig met routine, scoren en succes hebben. Dat ging me best goed af. Maar achteraf gezien was het ook oppervlakkig. Ik ervaar nu meer diepgang bij wat ik doe. Ik vind het leven inderdaad één grote leerschool. Je bent nóóit uitgeleerd. Leren is leven, en leven is leren. Nieuwe kennis, nieuwe inzichten, jezelf ‘bijstellen’, ik kan er niet buiten. Je hoeft er niet voor op cursus, kijk om je heen. Houd je ogen wijd open, blijf je in staat stellen je te verbazen. De huidige tijd is er helaas een met een afrekencultuur. Met een grote bek je gelijk opeisen. Alleen dingen willen zien die jouw eigen gelijk bevestigen. De valse en vaak bewuste ongenuanceerdheid van meningen. Ik gruwel daarvan en dwing me om er niet cynisch van te worden. Ik wil het glas liever halfvol blijven zien, dan onafwendbaar half leeg. Ik heb geleerd dat je met optimisme verder komt dan met zwartkijken. Ik ben actief beoefenaar van zelfreflectie, zoekend naar harmonie en nuance. Dat is in discussies lastiger dan zonder twijfels een mening te verkondigen. Het te lang blijven hangen aan je persoonlijke visie is slecht voor een effectieve beleidsaanpak. Je eigen opvattingen worden irrelevant als je die niet, of onvoldoende, in verband kunt brengen met die van anderen waar je mee te maken hebt. Dit is een visie die we toentertijd als een rode draad in de Masterclass wilden overbrengen. Het gaat niet om het hebben van gelijk. Zelfs niet om van de ander gelijk te krijgen. Bij beleid gaat het om samen verder te gaan, in het belang van het grotere geheel. Ik heb het vaak verkondigd en het is geëtst in hoe ik probeerde beleid te maken vanuit een gedeelde visie.
“Het gaat niet om het hebben van gelijk. Zelfs niet om van de ander gelijk te krijgen. Bij beleid gaat het om samen verder te gaan, in het belang van het grotere geheel.”
Je spreekt over zelfreflexie. Heb je daar een methode voor?
Nou niet specifiek. Ik ben iemand die een probleem mee naar huis neemt en erover piekert. Ik ben geen slechte slaper. Meestal val ik wel gauw in slaap, maar ik ben altijd heel vroeg wakker. Ik sta nog steeds tussen 6 en half 7 op. Als ik ‘s avonds naar bed ga, of in de nacht wakker wordt, neem ik de dag door. Dan bevraag ik mezelf: wat is er vandaag gebeurd, welke rol heb ik erin gehad? Heb ik mij bij een conflict voldoende ingeleefd in de positie van anderen? Dat zijn gewetensvragen die sterk bij mij leven. Dat had ik als kind al in Indonesië, waar ik geboren ben, het bewust zijn van je persoonlijk geweten. Die is als een goede vriend, waar je samen mee optrekt; je klankbord. Daarom vind ik wakker liggen meestal helemaal niet erg. Naast die reflexie komen er ook nieuwe ideeën, nieuwe inzichten en creatieve momenten. Daar ben ik dan heel blij mee en vaak kan ik daar de volgende dag bij het schrijven praktisch mee aan de slag.
Ruud, een vraag gericht op ontspanning. Het leven was toch niet alleen druk, druk? Wat heb je gedaan of doe je om je te ontspannen?
Nee, inderdaad was er meestal gelukkig ook tijd om goed te ontspannen, niet in de laatste plaats door met Marga in binnen- en buitenland te reizen en door te sporten. Vroeger vooral hardlopen, tennis en zwemmen. Nu sportschool, zwemmen en wandelen. En hoe fijn is het om het reizen nog samen te kunnen doen met Marga. Zij neemt meestal het initiatief naar de exotische bestemmingen. Ook onze liefde voor kunst is een gezamenlijke interesse. Zelfs meer dan dat, het kleurt ons leven. Marga regelt veel voor die ontspanning, zo houd ze mij uit de wind van te veel drukte. Als ik ergens een bespreking, of iets anders officieels heb, gaan we vaak een of enkele dagen in een leuk hotel daar in de buurt zitten, liefst met een verwarmd binnenbad! Tussen al die drukte door, kan ik intens genieten van stilte en rust. Maar nogmaals: veel van de drukte voelt toch ook als ontspanning. Ik denk vanwege het vrijwillige, het onverplichte. Wat ik doe, voelt niet als werk. Eerder als een activiteit, waarbij het plezierig is om ermee bezig te zijn. Waar ik inspiratie aan ontleen, waarmee ik actief in de samenleving kan zijn. Ik voel mij gezegend dat ik, met Marga erbij, nog steeds in staat ben om de dingen te doen waar ik mee bezig ben. Ik kan gelukkig nog altijd meer wél, dan niet.
Je hebt gekozen voor de gezondheidszorg. Wat zijn jouw inspiratiebronnengeweest?
Ja, ik heb er bewust voor gekozen om in de gezondheidszorg te gaan werken. Dat lag gezien mijn opleiding niet direct voor de hand. Mijn studiekeuze was geheel op gevoel, zowel breed met o.a. filosofievakken, sociologie en psychologie, alsook heel bedrijfsmatig met verschillende daarop toegesneden economiedisciplines. Ik wilde in een maatschappelijke sector werken die ertoedeed en doet, bij voorkeur in het buitenland. Maar omdat ik een vaste vriendin had toen ik aan mijn loopbaan begon, besloot ik om in Nederland te blijven. Mijn eerste officiële baan in de gezondheidszorg was in de jaren 60 bij de Nationale Federatie Het Wit-Gele Kruis in Utrecht. Daar kon ik economie overstijgend bezig zijn en verbinding zoeken met andere vakgebieden.Überhaupt ligt het in mijn aard om naar verbindingen te streven. Toen ik als hoogleraar werd aangesteld aan de Erasmusuniversiteit heb ik me er voor ingezet om de buitenwereld naar binnen te halen. De universiteit was, zeker toen, nog een ivoren toren. Ook bij de oprichting van het Instituut Beleid en Management Gezondheidszorg was de achterliggende gedachte verbinding te zoeken met de praktijk. Ik was er ook steeds op gespitst mensen aan te trekken die beter in de materie thuis waren dan ikzelf. Met de NVZD, waar in de jaren 80 Jaap Zeestraten voorzitter was, is het idee van de Masterclass ontstaan. Pauline Meurs bezette toen de leerstoel die door de Erasmus Universiteit en de NVZD in het leven was geroepen. Ik ben nu uiteraard zeer vereerd met de Lapré lezing, die door de universiteit in het leven is geroepen. Om de twee jaar wordt deze gehouden. Er worden verbindingen gelegd tussen het specifieke van besturen en de praktijk van de gezondheidszorg. Maar het gaat niet alleen om verbindingen binnen de sector. Ik vind het ook heel inspirerend om verschillende generaties bij elkaar te brengen en de wisselwerking in kennis en opvattingen te stimuleren. Het is nu een uitdaging om betekenisvolle paralellen te trekken met kunst en wat dat kennis- en emotiegebied toe kan voegen aan zorg en welzijn. Ik hoop dat dit in de Lapré lezingen tot uitdrukking komt.
Je bent nu een fase verder. Hoe kijk je naar de toekomst? Heb je verlangens? Wat inspireert je nu?
Ik ben een tevreden mens, blij met wat ik nog kan. Je zou kunnen zeggen: die laatste fase van je leven is de periode van oogsten. Nu ik geen macht meer heb, moet ik het hebben van gezag. Met mijn 83 jaar gaat het nu fysiek wat minder, maar ik vind nog steeds ontspanning en voldoening in het schrijven en publiceren. Inspiraties heb ik meer dan voldoende, ik moet mij zelfs afremmen vanwege de gewenste harmonie en balans. Ben nog betrokken bij diverse kunstprojecten. Onlangs mocht ik de openingstoespraak doen van het museum Kapel van Verbeelding in Maastricht, opgezet door de kunstenaar René Glaser. Ook ben ik betrokken bij het programma Kunst en Zorg van zorgcentrum Cordaan, dat verbinding legt tussen welbevinden van bewoners door middel van diverse kunstvormen. Het is verrassend wat deze invalshoek doet met bewoners. Dat geeft voldoening. En er zijn altijd wel publicaties in de fase van afronding, in de pijplijn, en als ideeën die rijp en onrijp op de plank liggen. Verder kan ik moeilijk nee zeggen aan verzoeken, vooral als die komen van vrienden en bekenden. Vaak kom ik daardoor helaas ook niet zo gemakkelijk toe aan eigen activiteiten. Maar ik beleef dan toch ook weer plezier aan de gevarieerdheid van onderwerpen waar je zo mee te maken krijgt. Ik laat mij nu niet gemakkelijk meer verleiden tot ‘verplichte nummers’, wil geen dwang meer voelen. Al met al: aan inspiratie geen gebrek. Gelukkig is daar Marga die mij met beide benen op de grond houdt!
Je hebt al zoveel verteld Ruud. Tenslotte een laatste vraag die meer filosofisch van aard is. Het is de vraag over het morele kompas, over moreel juist handelen. Het kan haast niet anders dan dat dit eveneens deel van je leven is?
Inderdaad, integriteit en het moreel kompas zijn voor mij geen loze woorden. Ik hecht er zeer aan. Zodanig zelfs, dat ik er in mijn werk vaak last van heb gehad. Nee, dat is niet overdreven. Ik kan je talloze voorbeelden geven van mijn worsteling daarmee in concrete situaties. Zowel in mijn vroegere advieswerk, het bestuurswerk, bij het voeren van beleid en niet in de laatste plaats de inrichting van mijn leven. Na een moeilijke beslissing heb ik mij achteraf altijd de vraag gesteld: hoe kwam ik tot die beslissing, welke motieven had ik erbij? Ben ik er correct in geweest? Het nu wat ouderwets klinkende woord ‘geweten’, met zijn vele genuanceerde betekenissen is een schaduw van mijzelf. Ook als ik zou willen, kan ik mij niet van die schaduw losmaken. Ik noem dit het Erasmus-denken: het geweten als moreel kompas. Handelen in overeenstemming met je principes en je waarden. Naar die leidraad ben ik steeds op zoek en die probeer ik uit te dragen. Ook heb ik altijd bewust de oplossingen niet louter in eigen geledingen gezocht. Verbreed je blik door combinaties te maken met andere disciplines. Zij brengen andere inzichten in. Een oplossing zoeken is mensen bij elkaar brengen. Daarbij is kunst voor mij steeds meer een motor en inspiratiebron geworden, evenals schrijven. Ik me laat leiden door het zoeken naar betekenis aan wat ik doe. Vanuit de gedachte: betekenis heeft waarde als het landt bij de ander.
1 december 2024
door: Trudie Siegerink
Reactie plaatsen
Reacties