Tijdens mijn bezoek aan Eeke van der Veen belanden we bij de kennismaking al snel bij onze overeenkomstige achtergronden: Bentelo (ik) en Almelo (Eeke) kunnen we met een onversneden Twents accent uitspreken. Ook in de humor van Herman Finkers herkennen we elkaar. Raakvlakken zijn er eveneens in professioneel opzicht. De eerste functie van Eeke was in 1975 bij de Nationale Kruisvereniging nadat hij als afronding van zijn sociologie studie in zijn scriptie de maatschappelijke gezondheidszorg evalueerde. Ook in het experiment van de eerstelijns gezondheidszorg in Almere was Eeke nauw betrokken vanuit zijn functie in de Ziekenfondsraad, terwijl ik daar begin jaren tachtig als regiodirecteur diverse wijk- gezondheidscentra opbouwde.
Het is moeilijk met Eeke een gesprek te voeren zonder zijn professionele achtergrond daarbij te betrekken.
In zijn levensmotto, zijn opvattingen en in zijn activiteiten na zijn pensionering, loopt als een rode draad de relatie tussen de samenleving en de plaats van de gezondheidszorg daarin. Centraal staat de burger in de gezondheidszorg en hoe we als samenleving kunnen zorgen dat we het schaarse publieke product, wat gezondheidszorg is, solidair en op een eerlijke manier verdelen.
Bij dat thema komen we regelmatig uit als ik bij Eeke onderwerpen aankaart over zijn leven ná zijn pensionering.
Voor dit gesprek zijn geen standaard vragen voorbereid. Graag willen we zicht krijgen op de onderliggende motieven van denken en handelen van Eeke. Om zo de drijfveren van ‘die ander’ beter te begrijpen.
Eeke, als je terugkijkt op je werkzame leven was dat een druk leven. Wat heb je daarvoor moeten inleveren? Wat heeft het jou gekost?
‘Dit is meteen wel een moeilijke vraag. Veel tijd besteden aan het éne gaat ten koste van het andere. Je levert dan ook altijd voor een deel in. Mijn werk heb ik steeds met heel veel betrokkenheid en enthousiasme gedaan. Maar dat kon ik ook omdat de privé situatie mij daartoe mogelijkheden gaf. Mijn echtgenote kon en kan goed organiseren. Naast de zorg voor vier kinderen was en is ze maatschappelijk actief. Zo terug kijkend kan de vraag vertaald worden naar of er een goede balans was tussen werk en privé. Een discussie die mijn echtgenote en ik regelmatig hadden. Terugblikkend kan ik alleen maar dankbaar zijn voor de mogelijkheden die mij geboden zijn om met enthousiasme mijn werk te doen. Dat geldt vooral voor mijn privé situatie.
De tweede vraag heeft betrekking op je eigen ontwikkeling. Een ‘leven lang leren’ verwachten we van medewerkers. Wat heb je zelf geleerd? Heeft dat je visie op leiderschap veranderd?
‘Dat is een vraag om op te reflecteren. Achteraf zie ik duidelijker hoe mijn persoonlijke ontwikkeling is geweest. Wat ik bij deze reflectie waardevol vind, is dat je je eigen patronen herkent. Wat waren mijn zwakheden en sterktes ? Of eigenlijk zijn die er nog steeds, maar ik herken ze beter. Mijn vrouw en kinderen zeggen dat ik moeilijk met kritiek kan omgaan. Ik herinner me de periode waarin ik om me heen zag dat veel 60 jarige bestuurders de eindstreep niet haalden en eerder moesten afhaken. Om welke reden dan ook. Ik heb me toen voorgenomen dat ik mezelf niet weg zou laten sturen; zelf het initiatief in handen wilde houden. Dan moet je wel bereid zijn om jezelf door de ogen van anderen te willen zien. In die tijd zijn we als top van het bedrijf een stevig trainingstraject in gegaan. Eén van de opdrachten was: schrijf op een white bord de kritiek op die je nooit aan die persoon hebt durven zeggen. Daar kwam mijn naam opvallend vaak in voor. Ik schrok daarvan. Toevallig moest ik daarna naar een andere bijeenkomst en terwijl ik daar naar toe reed belde mijn dochter mij in de auto. Ik was nog redelijk van slag en vertelde haar wat ik gehoord en gezien had. Haar relativerende reactie was: “Weet je dat nu pas pap?” Ja, die kwam wel binnen! De les die ik er uit heb geleerd is dat je als bestuurder voortdurend moet testen of je voldoende tegenspel krijgt. Voordat je er erg in hebt, heb je een hofhouding om je heen gecreëerd. Maar ik heb ook geleerd dat kritiek ook gegeven wordt vanuit de waardering van jouw persoon. Medewerkers houden van hun organisatie en willen hun ei kwijt kunnen. Zorg ervoor dat dat kan. Laat merken dat jij de opmerkingen serieus meent. Loop veel door de organisatie, al wandelend en pratend ruik je de zaken die bij medewerkers spelen. Management bij walking en talking. Je hoort veel bij het bietsen van een sigaret en daarbij ondertussen de weetjes door te nemen. Na mijn pensionering heb ik zes jaar in de Tweede Kamer gezeten. Een heel andere omgeving die ook van invloed is geweest op mijn eigen ontwikkeling. Uiteindelijk gaat het vooral om de intuïtie die je in het leiderschap ontwikkelt. Bij het ouder worden verbetert je intuïtie doordat je kennis, ervaring en gevoel steeds beter op elkaar afstemt en in de vingers krijgt’.
’De les die ik geleerd is dat je als bestuurder voortdurend moet testen of je voldoende tegenspel krijgt.’
Next: Wat doe je om te ontspannen?
‘Mmm. Daar doe ik gericht niet zoveel aan. Ik ga een paar keer per week naar de fysio. Dat is nodig vanwege mijn aandoening (Parkinson). Verder heb ik een interessante leesclub. We richten ons veel op geschiedenis in relatie tot politiek. Kortgeleden hebben we het ontstaan van de 1e wereldoorlog bestudeerd. Wat me daarbij bezighield was: Hoe is het mogelijk dat een hele samenleving zo kan ontsporen? Maar ja, je ziet het nu weer gebeuren in de wereld. Ook biografieën interesseren me. Plaatselijk heb ik mij bestuurlijk bemoeid met de huisartsen en ook was ik betrokken bij Theater- en Kunstencentrum “De Kom” hier in Nieuwegein. En ik participeer lokaal in interessante netwerken. Ook zat ik twee termijnen in de Tweede Kamer voor de PvdA. Daar benutte ik vooral mijn inhoudelijke achtergrond. Ik realiseer me dat het onderscheid tussen werk en vrijwilligerswerk niet goed te maken is. Je zou kunnen zeggen dat er een grote verwevenheid is tussen mijn verschillende interessegebieden op het maatschappelijke vlak, waar ik beroepshalve mee bezig ben geweest en dat zich nu op vrijwillige basis voortzet. Maar naar mate ik ouder word merk ik dat de gebeurtenissen van alle dag om je heen steeds belangrijker worden. Zaken hoeven niet meer. Ik ben in de gezegende omstandigheid dat wij nog samen zijn en veel plezier beleven van onze kinderen en kleinkinderen. De vriendenkring wordt steeds belangrijker en uiteindelijk gaat het erom dat je in de laatste levensfase ontspannen kunt leven. Een leven lang leren zou daar aan bij moeten dragen.’
Vraag vier: je hebt gekozen voor de gezondheidszorg. Waar maak je je vanuit je eigen ervaringen druk over en heb je dat in je werk kunnen beïnvloeden?
‘Ja dat is toch wel het publiek schaarse product, wat gezondheidszorg is, in solidariteit maatschappelijk te verdelen. Als je een leidinggevende positie inneemt, heb je de macht en met die macht kun je zaken afdwingen. Voorwaarde is wel dat die macht onderhevig is aan democratische controle. Daar heb ik me altijd sterk voor gemaakt. Voor een uitwerking van die gedachte raad ik mijn boek “De burger de baas” aan, dat ik samen met Willem Wansink heb geschreven. Daarin doen we een beroep op de burger om zijn plek in de zorg terug te nemen. Het is een pleidooi voor betrokkenheid en creatieve veranderingen van binnenuit. De gezondheidszorg is een teer gebied. Het gaat uiteindelijk om leven en dood. Afhankelijkheid speelt een grote rol in de zorg. Ik merk dat nu zelf met mijn chronische aandoening. Dat stelt hoge eisen aan degenen die in de zorg werken. En professionals hebben daar gevoel voor. Dat gevoel mis ik wel eens een enkele keer als het lijkt dat het alleen om eigen belang gaat. Veel van noodzakelijke veranderingen in de zorg lopen tegen het dilemma van het eigen belang aan. Waar zijn dan de morele normen en waarden, waar blijft de passie voor het werk en welke betekenis geef je dan aan de professionele invulling van je beroep?’
Eeke, een appél op je fantasie: je bent gepensioneerd, je carrière is achter de rug. Wat is dan nu je verlangen? Waar droom je van?
‘Tja, wat moet ik daarop zeggen? Ik wil me niet aan een fantasie vastklampen als zaken onomkeerbaar zijn. Dat geeft alleen maar teleurstellingen. Ik bevind mij in een fase van accepteren dat het leven gaat zoals het gaat. Daar dan goed mee omgaan is de kunst van leven. Je valt terug op heel rudimentaire vormen, die dicht bij jezelf liggen. Andere mensen waarderen en voor hen toegevoegde waarde hebben. Genieten van wat er is. Dat geeft mij veel voldoening.’
Tenslotte: een laatste vraag die ingegeven is door Immanuel Kant. Het is de vraag over het moreel juist handelen. In dat verband: Wat hoop je of wat verwacht je voor de nabije toekomst?
Mijn hoop is dat het er in de samenleving iets “gezelliger” aan toe gaat. Maar dat is als individu moeilijk te beïnvloeden.
Een andere invalshoek is ingegeven door mijn afkomst: ik ben van protestante huize. Daarin wordt gesproken over de talenten die je zijn gegeven en die teruggegeven moeten worden aan de samenleving. Dat is een overtuiging van waaruit ik tijdens mijn werkzame leven heb gehandeld. En tenslotte ben ik me ervan bewust dat oudere mensen de neiging hebben nog van alles te willen regelen voor de toekomst. Terwijl de toekomst is weggelegd voor de volgende generatie. Ik heb veel vertrouwen in de nieuwe generatie. Zij zal haar eigen weg vinden voor kwesties die in de toekomst spelen. Het enige dat wij ouderen moeten doen, is de volgende generatie faciliteren zodat zij hiervoor goed is toegerust.
Door: Trudie Siegerink
Nieuwegein, 29 juli 2024
Reactie plaatsen
Reacties